Ommedracht

Jaarlijkse plechtige optocht (processie) van Rooms Katholieke geestelijken, pelgrims en leken met de beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Eiteren, Hulp in Nood.



Sinds de vroege middeleeuwen is O.L. Vrouw van Eiteren het middelpunt geweest van een grote en vurige devotie. Het beeldje werd omstreeks 1310 door slootgravers op een akker, in de buurtschap Eiteren gevonden. Zij gaven het aan de pastoor van IJsselstein die het in het in zijn parochiekerk plaatste. Nadat het twee of drie keer op onverklaarbare wijze uit de kerk was verdwenen en teruggevonden op de plaats waar de slootgravers het ontdekt hadden, besloot men op Eiteren een kapel ter ere van Maria te bouwen. In het jaar 1399 bevestigde Z.H. Paus Bonifatius IX een broederschap ter ere van O.L. Vrouw van Eiteren.



Tot de Hervorming bleef Eiteren een pelgrimsoord van grote vermaardheid. Jaarlijks trokken de pelgrims op Sint Jansdag (24 juni) met de beeltenis van O.L. Vrouw van Eiteren in hun midden in een plechtige processie langs Eiteren. Steeds namen ook alle gilden van handwerkslieden met hun eigen kaars aan de processie deel.



Een bijzondere groep vormden telkens de melaatsen met hun zogenaamde “Lazaruskaars”. De verklaring hiervoor is dat destijds in Eiteren het provinciaal Leprozen of Lazarushuis stond, waar de melaatsen geschouwd pleegden te worden alvorens zij het recht hadden om met een ratel (de Lazarusklepper) rond te gaan en te bedelen. Omstreeks 1447 hebben vele melaatsen zich verenigd tot een gilde ter ere van Maria van Eiteren en zich verbonden om jaarlijks mee te lopen in de processie met in hun midden een mooie kaars (de Lazaruskaars).



Tijdens de Hervorming werd de kapel verwoest en het beeldje in de IJssel geworpen. Het dreef niet weg van de plaats waar het lag. Het werd door vissers gevonden en aan een katholiek persoon in bewaring gegeven. Later werd het door een voorname vrouw in haar rok verborgen tot de eerste storm van de Hervorming geluwd was. In 1670 werd het naar de kerk van IJsselstein teruggebracht. Daarna kwam het in 1860 terecht in het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. In een toonkastje trok het de aandacht van velen, onder wie de Zusters van Liefde. Zij kregen het beeldje in bruikleen en voegden er vanwege de vele gebedsverhoringen de titel “Hulp in Nood” aan toe. In 1936 wist de toenmalige pastoor van IJsselstein, Deken Wilhelmus de Grijs, het beeldje weer naar de parochiekerk in IJsselstein te halen.

De devotie nam hierna alleen maar toe. Vooral op de dag van de jaarlijkse Ommedracht langs Eiteren (iedere vierde zondag in juni, Sint Jansdag) stromen de pelgrims in grote getale toe. De stoet trekt dan over Eiteren met in haar midden de beeltenis van O.L. Vrouw van Eiteren, pelgrims en een historisch gedeelte. Ook een groep middeleeuwse melaatsen loopt mee in hun originele verplichte kleding en voorgeschreven attributen. Ze dragen de zwarte hoed met witte band, de cape met aflopende punt (de “vlieger”) en de klepper en de ratel.


Ommedracht over Eiteren in 2008.

IJsselstein is een van de bijna 700 bedevaartplaatsen in Nederland en de enige echte bedevaartplaats ten noorden van de grote rivieren.

1 reacties:

On 21 april 2009 om 23:03 , Jessica Martiele zei

Your historical blog is fascinating! I've spent some time reading through it (once translated into English), and I am not only blown away by the sheer amount of history there is to understand, but by some of the dates you throw out...from the 1400's, 1600's, what have you. Here in the USA, we think of the 1800's as being "really old". I look forward to checking back from time to time and reading more! Thank you!