Basiliekpad

Naar de St. Nicolaasbasiliek. Het fietspad verbindt de binnenstad van IJsselstein met de wijk IJsselstein-Zuid (Zenderpark).

Basiliekpad (centrum-zijde) - 2009


Tijdens carnaval heten IJsselstein en de IJsselsteiners respectievelijk 'Apenstad' en 'Apenluiers'. De achtergrond daarvan is een oud verhaal dat zich afspeelt rond 1300 en door minstreels en dichters ’s avonds of op feesten werd verteld.

Apenluiers Fontein in de vijver aan het Basiliekpad bij het stadhuis


Kees, een oude knecht aan het hof van de heer Van Rijpickerwaard, bezat een aapje dat dezelfde naam had meegekregen als zijn meester. Omdat het diertje met kunstjes iedereen vermaakte, was Kees aan het hof zeer geliefd. Toen de aap dan ook ziek werd en overleed, heerste er droefheid op Rijpickerwaard. Terwijl de aap door de knecht en de slotheer in de hoek van de tuin werd begraven, vertelde een andere knecht, die zijn verdriet verdronk, dat Kees was overleden. De droeve tijding ging van mond tot mond en bereikte spoedig de schout. In de veronderstelling dat het Kees de knecht betrof, gaf de schout opdracht de rouwklok te luiden. Juist bezig de laatste schep op het graf te gooien, hoorden de slotheer en de knecht het klokgelui. Welke rampspoed stond hen te wachten? Was er brand, waren de IJsseldijken doorgebroken, de Noormannen in zicht? De oude knecht werd naar IJsselstein gezonden om uit te zoeken wat de reden van het luiden was.

Toen Kees met betraande ogen, vanwege het verlies van zijn vriend, bij de stadsklokkentoren aankwam, meenden de schout en de klokkenluiders een spookverschijning waar te nemen. Zij begonnen Kees te betasten en merkten dat hij waarlijk van vlees en bloed was. De schout, die zich geen raad wist, vroeg aan Kees hoe het bestond dat men bezig was voor hem de doodsklok te luiden, waar hij in levende lijve bij stond. Hierop barstte Kees in lachen uit, ondanks zijn verdriet over het gemis van zijn vriend. “Maar heer schout, u dient zich voortaan betere in te laten lichten. Niet ik, maar onze aap Kees is vannacht overleden. U bent nu de eerste stad die beesten alle eerbied bewijst. Had u beter opgepast, u zou niet voor aap hebben geluid.” En lachend keerde Kees de knecht naar Rijpickerwaard terug. De schout was zeer kwaad en trommelde mensen bij elkaar voor een belegering van de Rijpickerwaard. Het had uiteindelijk weinig resultaat, men droop af en de rust werd hersteld.

1 reacties:

On 25 september 2017 om 20:34 , Anoniem zei

Bijnamen van dorps- stads- of streekbewoners zijn doorgaans spotnamen die hen zijn gegeven door bewoners van omliggende plaatsen. Die spotnamen gaan vaak eeuwen terug. De oorzaak van die spotnamen moet gezocht worden in de beslotenheid van de gemeenschappen en de onderlinge rivaliteit, zeker als het gaat om het binnen de eigen gemeenschap houden van huwbare jongens en meisjes. De namen zijn een uitvergroting, zeg maar een karikatuur, van een vermeende karaktereigenschap van de leden van een gemeenschap. Pas veel later, toen men de betekenis van veel spotnamen niet meer begreep, zijn er naamsverklarende sagen bij de namen verzonnen.

Wil je weten waar de naar Apenluier echt vandaan komt? Je leest het op https://bertvanzantwijk.wordpress.com/2017/09/14/de-apenluiers-van-ijsselstein/